De huurders mogen niet in de woning blijven.
De huurders mogen niet in de woning blijven. René Borkent

Huisuitzetting Zeist: vervaltermijn verlopen

26 januari 2023 om 09:38 Rechtbank

ZEIST Het echtpaar dat nog woont in de huurwoning van de overleden (schoon-) ouders aan de De Wetlaan in Zeist moet die woning uiterlijk op 28 februari verlaten. Dat werd deze week al bekend. Het echtpaar heeft de ‘’vervaltermijn’’ laten verstrijken, blijkt nu uit het vonnis.

Op woensdag 25 januari heeft de rechtbank in Utrecht de overwegingen bekendgemaakt die ten grondslag liggen aan deze beslissing. 

In december 2021, na het overlijden van de (schoon-)vader van het paar, trok het echtpaar bij de (schoon-)moeder in de woning. Maar de (schoon-)moeder overleed, geheel onverwacht, in 2022.

NIET MOGELIJK Daarop heeft het paar aan de eigenaar, de Rooms-Katholieke Woningbouwvereniging, gevraagd of zij de huur mochten overnemen. Het antwoord was dat dit niet mogelijk was omdat het echtpaar ,,geen duurzame gemeenschappelijke huishouding’’ met de (schoon-)moeder voerde en omdat het paar ook niet beschikte over een huisvestingsvergunning. De vereniging gaf het paar tot 5 januari de tijd om vervangende woonruimte vinden.

RECHTER Toen bleek dat het paar op 5 januari nog in het huis woonde stapte de De R.K. Woningbouwvereniging naar de rechter. Daar voerde de vereniging aan dat het echtpaar geen verzoek tot voortzetting van de huur had ingediend op grond van artikel 7:268 van het Burgerlijk Wetboek. ,,Ook om die reden komen zij niet in aanmerking voor voortzetting van de huur’’, stelde de vereniging.

Het echtpaar heeft geen passende andere woonruimte kunnen vinden en weet niet waar het heen moet. Daarom vroeg het paar de rechtbank of er een uitzondering gemaakt kon worden op de wettelijke regeling of in ieder geval meer tijd te krijgen om een andere plek te vinden. 

BURGERLIJK WETBOEK In het vonnis staat dat het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat gedurende een eerste termijn van zes maanden de samenwoner gerechtigd is de huur voort te zetten, als hij zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft en als hij met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde. 

VERVALTERMIJN ,,In deze zes maanden kan de samenwoner bij de kantonrechter vorderen dat hij de huurovereenkomst van de overleden huurder na verloop van die termijn mag voortzetten. De kantonrechter zal dan inhoudelijk beoordelen of de samenwoner voldoet aan de wettelijke vereisten voor voortzetting van de huurovereenkomst. De termijn voor het indienen van de vordering is een zogenaamde ‘vervaltermijn’. Dit betekent dat als de samenwoner niet binnen de termijn van zes maanden een vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst bij de kantonrechter heeft ingediend, hij geen beroep meer kan doen op dat artikel.’’

Het echtpaar was niet op de hoogte van dit artikel in het Burgerlijk Wetboek en heeft dus ook geen vordering ingediend bij de kantonrechter. En daarmee is hun recht om in het huis te blijven wonen vervallen, stelt de rechtbank. 

HOGE RAAD En er zijn ook geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan het paar wel in het huis zou mogen blijven, stelt de rechtbank: ,,Volgens herhaalde rechtspraak van de Hoge Raad kan slechts onder zeer bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt op de strikte toepassing van de vervaltermijn. Dat de samenwoner niet op de hoogte was van de vervaltermijn en niet (door de verhuurder) is geïnformeerd over het bestaan daarvan levert niet dat soort bijzondere omstandigheden op. De wetgever heeft er namelijk bij het opstellen van deze regeling welbewust voor gekozen het initiatief tot voortzetting van de huurovereenkomst na overlijden van de huurder, bij de samenwoner te leggen. De verhuurder is daarom niet verplicht de samenwoner op artikel 7:268 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek te wijzen.’’ 

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie