Burgemeester Janssen bezocht Lila en John Matawlie ter gelegenheid van hun diamanten huwelijk.
Burgemeester Janssen bezocht Lila en John Matawlie ter gelegenheid van hun diamanten huwelijk. (c)

Feest bij diamanten echtpaar Matawlie in Zeist

15 mei 2022 om 08:20 Maatschappelijk

ZEIST John en Lila Matawlie-Baldewsing waren op donderdag 12 mei zestig jaar getrouwd. Burgemeester Janssen bezocht het diamanten paar namens de gemeente Zeist, een organisatie waar John goede herinneringen aan bewaart. 

door Carolien Paasman

Meneer werkte onder de burgemeesters Stolk, Eijsink en Boekhoven. Bruid en bruidegom kennen Janssen uit de tijd dat ze actief waren als vrijwilligers bij Stichting Shakti, voor de Hindoestaanse gemeenschap in Zeist.

SURINAME John en Lila Matawlie zijn allebei geboren en getogen in Suriname. Zij groeide op in Paramaribo, een echte stad. Hij komt uit District Suriname, tegenwoordig Wanica, meer in het binnenland. Hindoestanen zijn ze, en Hindoes. Het eerste staat voor Surinamers met wortels in India, het tweede voor hun geloofsovertuiging, legt mevrouw uit. ,,Mijn moeder heeft haar geloof uit India meegenomen, net zoals wij het vanuit Suriname naar Nederland meenamen.’’ Op de lagere school leerden ze allebei hetzelfde als de kinderen in Nederland; Suriname was toen immers een kolonie. 

KAARSJE BRANDEN ,,Op school mochten we geen Hindi spreken. We leerden alles over Nederland; ik kende de plaatsnamen van Friesland uit mijn hoofd maar had geen idee hoe de mensen daar leefden. Ik zat op een katholieke school, ik leerde het wees-gegroet-Maria en kan nog steeds een kruisje slaan. Als we op vakantie langs kerken komen, ga ik nog altijd naar binnen om een kaarsje te branden en in de dienst neem ik de hostie aan. De pastoor is naar mijn ouders gegaan om te vragen of ik gedoopt kon worden. Mijn moeder vond dat ik dat zelf maar moest beslissen, als ik oud genoeg zou zijn.’’  Diamanten paar moest wennen aan Nederland

Kort na hun huwelijk in Paramaribo vertrok meneer naar Nederland. Hij zou in Amsterdam economie gaan studeren. Het universitair onderwijs sloot goed aan op het voorgezet onderwijs doordat in beide landen dezelfde schoolboeken werden gebruikt. Mevrouw was achtergebleven in Suriname, maar moest haar werk opgeven; ,,De eerste dochter was onderweg.’’ Om de kleine te onderhouden moest meneer werk zoeken, hij deed dat in Nederland en begon bij de Porschegroep van de Rijkspolitie, een dienst die toen in oprichting was. 

WERKEN BIJ TNO Toen hun eerste kindje een half jaar oud was, liet mevrouw de kleine met pijn in het hart achter bij haar zussen in Suriname en trok ze in bij haar man. Ze herinnert het zich nog als de dag van gisteren. ,,Ik kwam zonder geld en met niks naar Nederland. We woonden met zijn tweeën in een kamer van drie bij vier bij een hospita in Den Haag. Voor de overtocht hadden we geld geleend. Ik vond werk bij TNO in Den Haag als administratief medewerkster. De helft van onze salarissen ging naar de hospita en toen we de oudste lieten overkomen en er een tweede dochter kwam, moesten we meer betalen voor dezelfde kamer. We zouden meer water gebruiken en meer gas en de vloer zou harder slijten. Een harde tijd was dat.’’ Ze is even stil. ,,Wij hadden geen televisie, ze nodigde ons een keer uit om een uitzending te zien. We kregen een schaaltje chips. Na afloop moesten we die wel afrekenen.’’

HOLLANDSE ZUINIGHEID Nederlanders zijn over het algemeen toch zuiniger dan mensen uit warme landen, weet ook haar man. ,,Ik belde met een vriend toen Lila voor het eerst in Nederland was. Zijn vrouw nodigde ons uit voor het eten en vroeg hoeveel aardappelen ze voor haar moest schillen. Dan sta je wel even te kijken als nieuwkomer. In Suriname slacht je meteen een kip als je gasten krijgt, ook al ben je zo arm als een kerkrat, maar hier is dat niet zo.’’

Het jonge paar met inmiddels twee dochtertjes ontworstelde zich aan de bittere armoe waarin ze ze leefden, in de jaren ‘60 van de vorige eeuw. Meneer studeerde aan de Sociale Academie in Haarlem, een avondopleiding naast zijn werk bij de politie, overdag. ,,Onze hospita had zelf geen kinderen en wilde onze oudste dochter wel adopteren, zodat het financieel wat gemakkelijker zou zijn.’’ Meneer vult aan: ,,Onbespreekbaar. Mijn vader is in een weeshuis opgegroeid; hij heeft me de waarde van het gezinsleven bijgebracht.’’ Mevrouw: ,,De moeilijkheden die we toen hebben doorstaan, hebben ons sterk gemaakt, maar de pijn zit nog steeds in mijn hart. We hadden soms geen geld om te eten. Een vreselijke tijd. We zijn er met hard werken goed uitgekomen, maar dat gevoel gaat nooit meer weg.’’

RIJKSPOLITIE Toen de Rijkspolitie van Den Haag naar Driebergen kwam, verbeterde de situatie. Het echtpaar kreeg een flat in Driebergen. ,,Een echt huis. We komen van Suriname. Daar zijn de huizen kleiner dan hier, maar heb je er meer ruimte omheen. Je leeft buiten, maar dat kan hier niet. Toch voelde een klein huis zonder ruimte buiten als een paradijs voor ons.’’ 

De derde dochter kwam, een nakomertje. Meneer was inmiddels afgestudeerd aan de Sociale Academie en maakte de overstap naar ander werk. Hij vond een goede baan bij de gemeente Zeist op de afdeling Sociale Zaken, toen een aparte, gemeentelijke dienst. Hij studeerde in de avonduren verder; agogie op de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij zou tot januari 2000 blijven werken bij de gemeente Zeist, met een korte onderbreking.

,,Het was nooit de bedoeling dat we voorgoed in Nederland zouden blijven,’’ vertelt meneer. ,,Ik had een goede baan, mijn vrouw werkte ook, bij de Arag, een verzekeringsmaatschappij. Zij werkte halve dagen en bracht de dochtertjes naar school en naar de crèche. We hadden dit huis in 1979 gekocht, maar we wilden toch terug. Ik vond een goede baan in Paramaribo bij het Ministerie van Arbeid. en nam afscheid van Sociale Zaken in Zeist. Ik vertrok naar Suriname en toen kwam de sergeantencoupe. Alles veranderde. Als ik op mijn werk kwam, werd ik gecontroleerd door een jongen met een Uzi op zijn schouder die naar mijn paspoort vroeg. Het te koopbord stond in de tuin maar het huis was nog niet verkocht. Ik heb gebeld naar mijn oude werkgever, de gemeente Zeist. Mijn baan was ook nog niet vergeven. We wilden de kinderen niet in een land van onrust en armoe laten opgroeien, we gingen snel terug.’’ 

Toen meneer en mevrouw begin jaren ‘60 naar Nederland kwamen, woonden er weinig hindoestanen. ,,In Leiden, Amsterdam en Groningen had je hindoestaanse studenten en in Zeist woonden er een of twee bij de Evangelische Broedergemeente. De stroom kwam op gang in 1975, vlak voor de onafhankelijk van Suriname, toen vond je ze overal verspreid in Nederland.’’ Het echtpaar Matawlie besloot zich na hun korte uitstap naar hun geboorteland te richten op later naar Nederland gekomen Surinaamse hindoestanen. ,,We gaven lessen Hindi maar ook bijlessen in schoolvakken en we organiseerden Hindoefeesten, ook in Zeist.’’

HINDOETEMPEL Mevrouw valt in: ,,De gewoontes hier zijn zo anders. Mensen van warme landen zijn spontaner. Die dansen, eten en praten, ook al hebben ze verdriet. De mensen die na de Onafhankelijkheid naar Nederland kwamen, moesten wennen. Met de Hindoestaanse Vereniging hebben wij geprobeerd om ze te helpen.’’ Meneer: ,,De vereniging is niet meer nodig. In Zeist kreeg je welzijnsorganisatie Meander, daarmee hadden we een overlap. Alleen op religieus gebied is er niets.’’ Mevrouw: ,,Dat mis ik wel, hoor. Er is in Zeist een hindoetempel, maar die is van hindoes uit Sri Lanka, die spreken een andere taal. En je moet drie trappen op, er is geen lift, dat kunnen wij niet meer.’’ Meneer: ,,Wij hebben hier in huis een klein altaar. Voor hindoes is God overal.’’

John en Lila kregen drie dochters. Ze hebben zeven kleinkinderen en vijf achterkleinkinderen. ,,Nummer zes is onderweg.’’ Als het even kan, hopen ze na de zomer een bezoek te brengen aan Suriname. ,,Ook al leven we tussen twee culturen, we zijn God dankbaar voor alles wat ons is gegeven, ook ons zestigjarig huwelijk.’’

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie