Jan B. Bouwstra
Jan B. Bouwstra

Een fabel: Eenzaam hart

29 maart 2024 om 08:08 Dieren Fabels van Jan B. Bouwstra

‘Dag egel, lekker geslapen?’ vroeg de witte muis, waarna ze met licht wiegende heupen door trippelde zonder op een antwoord te wachten. Ze keek niet eens meer om. ‘Wat een weertje, egel, lekker even kuieren?’ vroeg de haas. Hij sprong over de egel heen en was weg. 

De egel kroop terug onder haar blad en keek naar alles dat langskwam. Twee herten en een stel konijnen en de familie das, en de olifant die samen met de dromedaris aan zijn dagmars was begonnen. Ze hadden allebei hun rugzak vol met hooi.

De zon scheen uitbundig, er lagen eindeloos veel beukennootjes op het mos, de mollen waren aan het dollen met de merels en de uil was verkleed als kaketoe heel jolig aan het doen met de muizen, waarvan hij er af en toe speels eentje opat.

Maar de egel voelde zich eenzaam. Ook toen de veldmuis thee kwam drinken en toen de mier kwam snoepen van haar suikerstengels. En ook toen de kleine egeltjes van haar zus er waren. Die kropen over haar hoofd en gaven kusjes. Maar als ze eenmaal sliepen waren ze ver weg in hun eigen wereld.

De egel wist niet waarom zij zich eenzaam voelde met zoveel dieren om zich heen.

Totdat de neushoorn aan kwam lopen, hij treuzelde wat en wist niet goed wat hij moest zeggen. De egel sleepte emmers water voor hem aan en toen die leeg waren zakte de neushoorn door zijn achterbenen en bleef liggen, doodmoe van de kilo’s van zijn lijf, die hij elke dag versleepte. De egel waste zijn gezicht dat zachter werd en toen ze bij zijn ogen kwam deed hij ze even dicht.

’s Avonds lagen ze naast elkaar te kijken naar het maanlicht dat schaduwvlakken op de vijver maakte, en de neushoorn zei: ‘Ik zou wel een vriendin willen hebben die mij snapt.’ De egel voelde haar hart bonken.

‘Eentje die het niet erg vindt dat ik dik en dom ben, en soms op een muis ga zitten met mijn bil.’ Ze hoorden een uil roepen en een andere uil antwoord geven en ze hoorden kikkers kwaken. De maan scheen tussen twee wolken door.

‘Maar zo eentje kan ik maar niet vinden,’ zei de neushoorn, ‘zo’n vriendin die in mijn hart wil wonen.’ De egel hield haar adem in en gloeide, zij zou graag in het hart van de neushoorn wonen. Maar ze zweeg en beet op haar lip. Alsof haar eigen hart al haar woorden opzoog voordat zij ze kon uitspreken. Alsof haar hart bang was om de egel kwijt te raken aan een ander. Haar eigen hart hield heel veel van de egel. Was te klein misschien, om een neushoorn in te laten wonen.

Jan B. Bouwstra schrijft elke week een fabel voor de website van De Nieuwsbode, die iets te maken heeft met onderwerpen die op dit moment actueel zijn. Meer fabels lezen? Je vindt ze ons dossier Fabels van Jan B. Bouwstra

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie